Gedurende zijn lange reis passeerde Odysseus het eiland van de sirenen. Met hun verleidelijke zang probeerden deze iedereen aan land te lokken om de ongelukkige vervolgens te vermoorden. Odysseus vulde de oren van zijn bemanning met was zodat ze de verderfelijke zang niet kon horen. Hijzelf liet zich aan de mast vastbinden zodat hij wel kon luisteren zonder aan de dodelijke bekoring toe te kunnen geven.
Deze fabel uit de antieke oudheid gaat over zelfbeperking, oftewel het dilemma van een keuze tussen kortstondige impulsen en doelen op een langere termijn. Zo’n dilemma is niet specifiek voor de Griekse oudheid; hedendaagse tuiniers hebben er soms ook mee te kampen. Hun odyssee gaat bijvoorbeeld langs Engelse tuinen, plantenmarkten en kwekerijen – en precies daar loert dan ook de verleiding. De sirenen hier zitten in kweekpotten en hun geluidloze zang bevat de dwingende boodschap: ‘Kijk hoe zeldzaam en bijzonder ik ben. Bij het tuincentrum thuis zul je me niet vinden. Ook verder nergens meer. Het is nu of nooit…’ En in het refrein komt dan soms nog het woord Aanbieding! voor.
Waan van het moment
Anders dan Odysseus laten bezoekers van plantenmarkten hun handen niet vastbinden noch hun betaalkaart tijdelijk blokkeren. De spanning stijgt. Zullen ze bezwijken of niet? De kortstondige impuls blijkt vaak ijzersterk. Rationele vermogens raken bedwelmd door plantaardig schoon, en al gauw is er geen ontkomen meer aan. Die krachtige ramblerroos wordt gekocht, al staat er voor haar ontwikkeling slechts een schutting van 2,25 meter hoogte ter beschikking; zo’n unieke Hosta moet er ook nog bij, hoewel al haar voorgangers door slakken zijn opgegeten. En dat het lila van X hier zal vloeken bij het geelroze van Y thuis spreekt vanzelf; maar joh, al dat gezeur – gewoon doen, het komt vanzelf goed. Zo’n rambler kun je toch zeker snoeien? En dit Hostablad ziet er heel stevig uit, geen slak zal het lusten. Ja, de tuin ís natuurlijk al propvol maar voor één Gunnera vinden we heus nog wel een plekje … enzovoort. Allemaal krakkemikkige smoesjes om toe te kunnen geven aan de waan van het moment. Soms speelt ook nog mee dat voor het botanische uitje een lange reis en/of entreegeld vereist was, en dan lijkt het sneu om met lege handen weer naar huis te gaan.
De juiste maat
Te weinig zelfbeperking in zo’n situatie leidt niet tot een gruwelijk noodlot, hooguit tot een klungelige tuin waar op een of andere manier iets mis is met kleuren of proporties. Door onbesuisd funshopping, momenteel een populaire vrijetijdsbesteding, krijg je snel teveel planten – en een hoop spullen – die te weinig met elkaar te maken hebben. Het belang van de juiste maten en proporties is overigens ook zo’n parel uit het antieke gedachtengoed en nog steeds een van de basisprincipes van vormgeving algemeen. Simpel is het niet. Het bepalen van de juiste proporties, de beperking tot het wezenlijke doet vaak pijn en kost aanhoudend moeite. Dus nu eens niet funshoppen maar van tevoren bedenken wat je tuin echt zou kunnen gebruiken en daar vervolgens gericht naar op zoek gaan. Veel van die verleidelijke onzin verschijnt dan niet eens in het blikveld.
Op reis
Enige zelfbeperking kan ook in andere situaties van pas komen. Tijdens een vakantie bijvoorbeeld, als de exotische flora je ter plaatse toelacht. Zomaar de natuur schenden en lukraak planten uitgraven is hoe dan ook uit den boze. Misschien mogen er zaden of stekjes verzameld worden maar dan wel in overleg met de eigenaar of beheerder van het betreffende terrein. Bovendien is het nuttig om te weten welke plantaardige souvenirs eventueel op een rode lijst staan en het land niet mogen verlaten, respectievelijk niet ingevoerd mogen worden in Nederland. Maar dan nog zijn de gevolgen van botanische gretigheid op reis niet altijd te overzien, ik spreek uit ervaring. Een parkeerplaats in Havana, aan het einde van een fijne vakantie, enkele uren voor de terugvlucht. Met enige weemoed zag ik daar opeens een stoffige, manshoge schijfcactus staan. De parkeerwachter hielp me er twee schijfjes van af te sabelen die ik voorzichtig in de al gepakte koffer onderbracht. Perfect, die platte schijfjes, en ze moeten immers toch een, twee dagen drogen voordat ze opgepot kunnen worden. De Cubaanse Opuntia raakte thuis snel aan de groei. Nu, vier jaar later, kan ik hem nog wel tillen, maar hoe lang nog? Dat is nog niet alles. Mijn import animeert vrienden en familieleden tot bijdragen aan wat blijkbaar voor een nieuwe hobby aangezien wordt, en sindsdien ontvang ik op feest- en moederdagen cactussen. Gelukkig groeien de meeste minder hard.
Gepubliceerd in OnzeEigenTuin 3/2018